In elke gedrukte én digitale editie van BridgeNL buigen bekwame arbiters zich over brandende bridgekwesties. Paul Vonck, Rens Philipsen, Marieke Quant en Erik Slump vormen een panel van arbiters en bespreken de vragen. Marieke Quant, Erik Slump en Paul Vonck laten in dit e-zine hun licht schijnen over drie lezersvragen.

regels

Spel

In de 9/10e slag blijkt dat de leider nog vier kaarten van de dertien in zijn handen heeft. De tegenspelers hebben elk nog drie kaarten en in de dummy liggen er ook nog drie. De arbiter besluit het spel als niet gespeeld te beschouwen.

Is dat wel een correcte beslissing? Alvast dank voor het antwoord.

VRAAG 1

Kaart teveel

Marieke Quant

Antwoord

Als arbiter zijn dit altijd moeilijke gevallen aan tafel. Er kan van alles gebeurd zijn en het is jouw taak om uit te zoeken wat er aan de hand is en vervolgens de juiste beslissing te nemen. Als iemand een kaart méér in zijn handen heeft dan de andere spelers, controleer je eerst of deze speler een kaart minder heeft liggen in het rijtje dat voor hem ligt en of alle andere spelers dertien kaarten hebben. Ik ga er hier maar even vanuit dat de andere spelers wel precies dertien kaarten hebben.

We bekijken eerst het geval waarin de speler een kaart minder voor zich heeft liggen en met dertien kaarten is begonnen. We komen dan in artikel 67 terecht. Als arbiter moet je er achter zien te komen welke slag onvolledig is, oftewel: in welke slag mist er een kaart van de leider? Dat staat hier nu wel zo simpel, maar in de praktijk is dat een behoorlijke uitdaging. Je moet eigenlijk stap voor stap nagaan wat er in de voorgaande slagen is gebeurd.

Als je hebt uitgedokterd welke slag onvolledig is, zijn er twee mogelijkheden. De eerste mogelijkheid is dat de leider in die slag geen kaart heeft bijgespeeld. De leider moet nu alsnog een kaart uit zijn resterende kaarten kiezen en deze tussen de gespeelde kaarten leggen. Hierbij kiest de leider, indien mogelijk, een kaart van dezelfde kleur als voorgespeeld in de onvolledige slag. De leider kan deze slag niet meer winnen en dit geldt voor de leider als een verzaking, ongeacht of hij nog kon bekennen of niet. Aan het einde van het spel draagt de leider één slag over.

De tweede mogelijkheid is dat de leider wel een kaart heeft bijgespeeld in de onjuiste slag, maar dat deze niet bij de gespeelde kaarten is gelegd. Als deze kaart nog in de hand van de leider zit, kan deze zonder verdere rechtzetting op zijn plaats tussen de dichtgelegde kaarten gelegd worden. Moeilijker wordt het als de leider deze kaart later nog een keer heeft gespeeld. In dat geval moet de arbiter een arbitrale score toekennen. Deze score zal uiteraard gebaseerd zijn op het bieden en het spelen tot dan toe en op wat de waarschijnlijke uitkomst zou zijn geweest als de kaart niet tweemaal gespeeld zou zijn. 

Het tweede geval is het geval dat er een kaart extra in het spel is. Dan moet je als arbiter nagaan welke kaart dit is en of deze kaart al gespeeld is of niet. Als de kaart nog niet is gespeeld, dan wordt deze verwijderd en gaat het spelen door zonder verdere rechtzetting (art 13C), in het bijzonder mag er geen arbitrale score toegekend worden. Dat lijkt misschien vreemd, maar merk op dat als iedere speler altijd zijn kaarten goed telt, dit geval eigenlijk niet kan voorkomen. Als de kaart al wel gespeeld is, zal de arbiter een arbitrale score toekennen. Als arbiter neem je daarbij het bieden en het spelen mee tot aan het moment dat de overtollige kaart werd gespeeld.

Dit zijn in de praktijk tijdrovende arbitrages. Toch annuleren we liever niet zomaar het spel. Er is al veel gebeurd en misschien had één van beide partijen al een zeer goede score, omdat zij ten opzichte van het veld in een beter contract zat. Het zou niet eerlijk zijn om dat niet mee te nemen en het spel als niet gespeeld te beschouwen.

1  Stayman relay: vraagt naar de hoge kleuren, ook 5kaarten.
2  4kaart .

West

Noord

Oost

Zuid

pas

1NT

pas

2♣1

pas

22

pas

3NT

pas

pas

pas

 

♠ 9 8 6

H B 9

H B T 4 3

♣ V 8

♠ H 3

5 3 2

9 8 5

♣ A 5 4 3 2

♠ A V T 5 4

8 7 4

7 6

♣ 9 7 6

♠ B 7 2

A V T 6

A V 2

♣ H B T

Bieden:
Wij vragen met 2♣ naar de hoge kleuren en dan kan partner met een sprong naar drieniveau aangeven dat het een vijfkaart is. 2♣ is gealerteerd en uitgelegd als vragen naar een vierkaart en vijfkaart hoge kleur. 2 is gealerteerd als precies een vierkaart harten. Als ik als zuid nu een vierkaart schoppen zou hebben, bied ik 2♠. 3 sans-atout van mij ontkent een vierkaart schoppen en dat is niet gealerteerd.

Oost is het niet eens met het niet alerteren van 3 sans-atout. De arbiter komt erbij en geeft oost-west gelijk en draait 3 sans-atout contract terug naar min twee.

Vragen:
1. Moet 3 sans-atout gealerteerd worden?
2. Waar ligt de grens en wat ‘moeten’ mensen zelf kunnen bedenken?

West gever | Noord-zuid kwetsbaar | Paren

VRAAG 2

Alerteren of niet?

Erik Slump

Antwoord

De alerteerregeling kent een hoofdregel: ‘U moet biedingen alerteren waarvan u kunt vermoeden dat de tegenpartij er zonder waarschuwing een andere betekenis aan toekent.’ Dit wordt in de praktijk nog wel eens vertaald in: ‘Als er niet gealerteerd wordt, hoef ik nergens meer over na te denken’. Zo werkt het niet. 

Moet 3NT gealerteerd worden? 3NT is geen conventionele bieding maar reëel om te spelen. Bovendien: het is inmiddels gemeengoed dat 1NT geopend wordt met een 5kaart hoog en dat spelers diverse methodieken hebben om de hoge kleuren op te vragen. Met 3kaarten hoog wordt vaker 2♣ geboden in de hoop op een 5-3 fit. Dus dat 3NT nu een 4kaart hoog moet beloven als deze niet gealerteerd is, is veel te kort door de bocht. 

In principe wordt dit 3NT-bod in de alerteerregeling dus niet genoemd als een te alerteren bod. Maar nu de hoofdregel! Het is wel duidelijk dat de tegenstanders automatisch aannemen dat er nu dus een vierkaart schoppen in zuid zit. Dat maakt het 3NT-bod dus alerteerplichtig. Zo simpel is het. 

Oost heeft hier echter boter op zijn hoofd. Ik heb even een kort onderzoekje gedaan. Iedereen die ik het gevraagd heb, met exact dezelfde uitleg, start gewoon schoppen. Spelers die bij de les zijn worden nog getriggerd door de uitleg: ‘Exact een 4kaart ♥’. Ze vragen dan: ‘Hoezo exact?’ En daarmee zijn ze op de hoogte van diverse consequenties. ♠4 ligt al direct op tafel. Als oost zich dus echt zorgen maakt of er een vierkaart in zuid aanwezig is, dan moet hij er zelf nog maar eens naar vragen. 

Zoals gezegd, iedereen start schoppen. Je hebt met deze hand ook geen alternatief. Als je iets wilt ontwikkelen in die kleur, zul je echt zelf die kleur moeten aanvallen en hopen dat maat nog een schopje heeft als de kleur hoog is en hij aan slag komt. Erop hopen dat jouw maat die kleur kan inspelen, helpt ook niet als de vierkaart achter je zit. Iets anders starten, zeker zonder vragen te stellen, helpt je vaak niet. Dat gaan we niet belonen.

Het feit blijft dus dat oost het slechte resultaat volledig aan zichzelf te danken heeft. En als er geen verband is tussen de overtreding en het resultaat, is er dus geen arbitrale score en blijft het resultaat staan.

Overigens meldt de alerteerregeling ook: ‘Er is in het algemeen geen reden om een (procedurele) straf te geven. Alleen wanneer een speler (bij voortduring) moedwillig of uit verregaande slordigheid onjuist alerteert is een (procedurele) straf op zijn plaats, dit ter beoordeling van de wedstrijdleider.’ Een straf voor het niet alerteren is dan ook niet op zijn plaats, maar je bent nu gewaarschuwd dat je dat in het vervolg wel moet doen. 

Een duidelijke grens, waarvoor je als tegenstander wel of niet zelf op je hoede moet zijn, is er niet, maar zodra je een beetje ervaring hebt mag je eigenlijk nergens meer klakkeloos van uitgaan. Zeker als je iets al eens eerder hebt gezien, en dus kunt vermoeden dat er ook andere mogelijkheden zijn. In het alerteerreglement: ‘Ze (de tegenstanders) kunnen zich bijvoorbeeld niet zonder meer beroepen op het ontbreken van een alert…’

De optimale aanpak:
Indien naar de uitleg van 2♣ wordt gevraagd: ‘Vraagt naar vier- of vijfkaarten hoog’. 3NT alerteren en desgevraagd uitleggen als: ‘Hoeft geen vierkaart hoog te hebben’. Het streven is immers om met open vizier te strijden. ‘Full disclosure’ is het begrip dat hiervoor gebruikt wordt. Niets achterhouden.

♠ H B 9 8 5 3 2

A 9

A H V

♣ A

♠ A 7

V B 10 6

7 4 3

♣ 10 9 4 3

♠ V 6

7 4 2

10 8 6

♣ H B 6 5 2

♠ T 4

H 8 5 3

B 9 5 2

♣ V 8 7

Zuid speelt 6♠ en partner west start met V. De leider neemt H in de dummy en speelt ♠T. Ik denk een tijd na en leg klein. De leider legt ♠H en is één down. 

Zuid voelt zich misleid door mijn denkpauze en had anders een kleintje gespeeld, zegt hij. Ik dacht dat partner misschien ♠H9 met een kleintje kon hebben en daar wilde ik even over denken.

De arbiter komt aan tafel en besluit het tafelresultaat te laten staan en dat ik inderdaad mocht nadenken. Helaas blijft zuid wat jammeren maar bindt gelukkig in als de arbiter hem hierop aanspreekt.

Ik wil zelf graag weten van jullie of de arbiter het juist heeft en waar ongeveer de grens ligt van wat mag en niet mag bij het denken in onze sport? Ik heb de zuidspeler en de arbiter laten weten dat ik het spel instuur. Misschien niet handig het spel in te sturen met een goede score op zak, maar ik wil graag dat bridge rechtvaardig wordt gespeeld. Wat is jullie oordeel?

VRAAG 3

Conclusie uit denkpauze

Paul Vonck

Antwoord

In de spelregels staat over denkpauzes het volgende als overtreding tegen de gang van zaken (Art 74C7): ‘Het afwijken van het normale tempo van bieden of spelen met de bedoeling een tegenstander in de war te brengen.’ In artikel 73D2 staat het niet mogen misleiden door aarzelen bij het bijspelen (waardoor dan een ander bezit wordt gesuggereerd).

In dit geval heb je wel degelijk iets om over na te denken, zoals je zelf ook aangeeft. Het spelen van ♠H is volgens de kansberekening de juiste kaart. Dit wint met een 2-2 zitsel met Ax bij oost, maar ook met V sec bij west. Aan aas sec bij west heb je niks en met ♠AVx bij oost ben je altijd down als oost het aas legt op de tien. Terecht dat de arbiter niet meegaat in het verhaal van zuid.

Als antwoord op het tweede deel van je vraag: bridge is en blijft een denksport. Denkpauzes horen daar dus bij. In de spelregels staat dat je in het normale tempo moet bieden en spelen. Bij lastige speelsituaties accepteren we dus een langere denkpauze dan normaal bij meer standaard speelsituaties.

Denkpauzes van de spelers kunnen informatie opleveren. Partners mogen geen gebruik maken van de extra informatie van de denkpauzes, dat is een overtreding. Het gebruik maken van die informatie is voor tegenstanders wel geoorloofd, maar geheel voor eigen rekening.

In elke gedrukte én digitale editie van BridgeNL buigen bekwame arbiters zich over brandende bridgekwesties. Paul Vonck, Rens Philipsen, Marieke Quant en Erik Slump vormen een panel van arbiters en bespreken de vragen. Marieke Quant, Erik Slump en Paul Vonck laten in dit e-zine hun licht schijnen over drie lezersvragen.

regels

Spel

In de 9/10e slag blijkt dat de leider nog vier kaarten van de dertien in zijn handen heeft. De tegenspelers hebben elk nog drie kaarten en in de dummy liggen er ook nog drie. De arbiter besluit het spel als niet gespeeld te beschouwen.

Is dat wel een correcte beslissing? Alvast dank voor het antwoord.

Kaart teveel

VRAAG 1

Als arbiter zijn dit altijd moeilijke gevallen aan tafel. Er kan van alles gebeurd zijn en het is jouw taak om uit te zoeken wat er aan de hand is en vervolgens de juiste beslissing te nemen. Als iemand een kaart méér in zijn handen heeft dan de andere spelers, controleer je eerst of deze speler een kaart minder heeft liggen in het rijtje dat voor hem ligt en of alle andere spelers dertien kaarten hebben. Ik ga er hier maar even vanuit dat de andere spelers wel precies dertien kaarten hebben.

We bekijken eerst het geval waarin de speler een kaart minder voor zich heeft liggen en met dertien kaarten is begonnen. We komen dan in artikel 67 terecht. Als arbiter moet je er achter zien te komen welke slag onvolledig is, oftewel: in welke slag mist er een kaart van de leider? Dat staat hier nu wel zo simpel, maar in de praktijk is dat een behoorlijke uitdaging. Je moet eigenlijk stap voor stap nagaan wat er in de voorgaande slagen is gebeurd.

Als je hebt uitgedokterd welke slag onvolledig is, zijn er twee mogelijkheden. De eerste mogelijkheid is dat de leider in die slag geen kaart heeft bijgespeeld. De leider moet nu alsnog een kaart uit zijn resterende kaarten kiezen en deze tussen de gespeelde kaarten leggen. Hierbij kiest de leider, indien mogelijk, een kaart van dezelfde kleur als voorgespeeld in de onvolledige slag. De leider kan deze slag niet meer winnen en dit geldt voor de leider als een verzaking, ongeacht of hij nog kon bekennen of niet. Aan het einde van het spel draagt de leider één slag over.

De tweede mogelijkheid is dat de leider wel een kaart heeft bijgespeeld in de onjuiste slag, maar dat deze niet bij de gespeelde kaarten is gelegd. Als deze kaart nog in de hand van de leider zit, kan deze zonder verdere rechtzetting op zijn plaats tussen de dichtgelegde kaarten gelegd worden. Moeilijker wordt het als de leider deze kaart later nog een keer heeft gespeeld. In dat geval moet de arbiter een arbitrale score toekennen. Deze score zal uiteraard gebaseerd zijn op het bieden en het spelen tot dan toe en op wat de waarschijnlijke uitkomst zou zijn geweest als de kaart niet tweemaal gespeeld zou zijn. 

Het tweede geval is het geval dat er een kaart extra in het spel is. Dan moet je als arbiter nagaan welke kaart dit is en of deze kaart al gespeeld is of niet. Als de kaart nog niet is gespeeld, dan wordt deze verwijderd en gaat het spelen door zonder verdere rechtzetting (art 13C), in het bijzonder mag er geen arbitrale score toegekend worden. Dat lijkt misschien vreemd, maar merk op dat als iedere speler altijd zijn kaarten goed telt, dit geval eigenlijk niet kan voorkomen. Als de kaart al wel gespeeld is, zal de arbiter een arbitrale score toekennen. Als arbiter neem je daarbij het bieden en het spelen mee tot aan het moment dat de overtollige kaart werd gespeeld.

Dit zijn in de praktijk tijdrovende arbitrages. Toch annuleren we liever niet zomaar het spel. Er is al veel gebeurd en misschien had één van beide partijen al een zeer goede score, omdat zij ten opzichte van het veld in een beter contract zat. Het zou niet eerlijk zijn om dat niet mee te nemen en het spel als niet gespeeld te beschouwen.

Antwoord

Bieden:
Wij vragen met 2♣ naar de hoge kleuren en dan kan partner met een sprong naar drieniveau aangeven dat het een vijfkaart is. 2♣ is gealerteerd en uitgelegd als vragen naar een vierkaart en vijfkaart hoge kleur. 2 is gealerteerd als precies een vierkaart harten. Als ik als zuid nu een vierkaart schoppen zou hebben, bied ik 2♠. 3 sans-atout van mij ontkent een vierkaart schoppen en dat is niet gealerteerd.

Oost is het niet eens met het niet alerteren van 3 sans-atout. De arbiter komt erbij en geeft oost-west gelijk en draait 3 sans-atout contract terug naar min twee.

Vragen:
1. Moet 3 sans-atout gealerteerd worden?
2. Waar ligt de grens en wat ‘moeten’ mensen zelf kunnen bedenken?

1  Stayman relay: vraagt naar de hoge kleuren, ook 5kaarten.
2  4kaart .

West gever | Noord-zuid kwetsbaar | Paren

West

Noord

Oost

Zuid

pas

1NT

pas

2♣1

pas

22

pas

3NT

pas

pas

pas

 

♠ 9 8 6

H B 9

H B T 4 3

♣ V 8

♠ H 3

5 3 2

9 8 5

♣ A 5 4 3 2

♠ A V T 5 4

8 7 4

7 6

♣ 9 7 6

♠ B 7 2

A V T 6

A V 2

♣ H B T

Alerteren of niet?

VRAAG 2

De alerteerregeling kent een hoofdregel: ‘U moet biedingen alerteren waarvan u kunt vermoeden dat de tegenpartij er zonder waarschuwing een andere betekenis aan toekent.’ Dit wordt in de praktijk nog wel eens vertaald in: ‘Als er niet gealerteerd wordt, hoef ik nergens meer over na te denken’. Zo werkt het niet. 

Moet 3NT gealerteerd worden? 3NT is geen conventionele bieding maar reëel om te spelen. Bovendien: het is inmiddels gemeengoed dat 1NT geopend wordt met een 5kaart hoog en dat spelers diverse methodieken hebben om de hoge kleuren op te vragen. Met 3kaarten hoog wordt vaker 2♣ geboden in de hoop op een 5-3 fit. Dus dat 3NT nu een 4kaart hoog moet beloven als deze niet gealerteerd is, is veel te kort door de bocht. 

In principe wordt dit 3NT-bod in de alerteerregeling dus niet genoemd als een te alerteren bod. Maar nu de hoofdregel! Het is wel duidelijk dat de tegenstanders automatisch aannemen dat er nu dus een vierkaart schoppen in zuid zit. Dat maakt het 3NT-bod dus alerteerplichtig. Zo simpel is het. 

Oost heeft hier echter boter op zijn hoofd. Ik heb even een kort onderzoekje gedaan. Iedereen die ik het gevraagd heb, met exact dezelfde uitleg, start gewoon schoppen. Spelers die bij de les zijn worden nog getriggerd door de uitleg: ‘Exact een 4kaart ♥’. Ze vragen dan: ‘Hoezo exact?’ En daarmee zijn ze op de hoogte van diverse consequenties. ♠4 ligt al direct op tafel. Als oost zich dus echt zorgen maakt of er een vierkaart in zuid aanwezig is, dan moet hij er zelf nog maar eens naar vragen. 

Zoals gezegd, iedereen start schoppen. Je hebt met deze hand ook geen alternatief. Als je iets wilt ontwikkelen in die kleur, zul je echt zelf die kleur moeten aanvallen en hopen dat maat nog een schopje heeft als de kleur hoog is en hij aan slag komt. Erop hopen dat jouw maat die kleur kan inspelen, helpt ook niet als de vierkaart achter je zit. Iets anders starten, zeker zonder vragen te stellen, helpt je vaak niet. Dat gaan we niet belonen.

Het feit blijft dus dat oost het slechte resultaat volledig aan zichzelf te danken heeft. En als er geen verband is tussen de overtreding en het resultaat, is er dus geen arbitrale score en blijft het resultaat staan.

Overigens meldt de alerteerregeling ook: ‘Er is in het algemeen geen reden om een (procedurele) straf te geven. Alleen wanneer een speler (bij voortduring) moedwillig of uit verregaande slordigheid onjuist alerteert is een (procedurele) straf op zijn plaats, dit ter beoordeling van de wedstrijdleider.’ Een straf voor het niet alerteren is dan ook niet op zijn plaats, maar je bent nu gewaarschuwd dat je dat in het vervolg wel moet doen. 

Een duidelijke grens, waarvoor je als tegenstander wel of niet zelf op je hoede moet zijn, is er niet, maar zodra je een beetje ervaring hebt mag je eigenlijk nergens meer klakkeloos van uitgaan. Zeker als je iets al eens eerder hebt gezien, en dus kunt vermoeden dat er ook andere mogelijkheden zijn. In het alerteerreglement: ‘Ze (de tegenstanders) kunnen zich bijvoorbeeld niet zonder meer beroepen op het ontbreken van een alert…’

De optimale aanpak:
Indien naar de uitleg van 2♣ wordt gevraagd: ‘Vraagt naar vier- of vijfkaarten hoog’. 3NT alerteren en desgevraagd uitleggen als: ‘Hoeft geen vierkaart hoog te hebben’. Het streven is immers om met open vizier te strijden. ‘Full disclosure’ is het begrip dat hiervoor gebruikt wordt. Niets achterhouden.

Antwoord

Zuid speelt 6♠ en partner west start met V. De leider neemt H in de dummy en speelt ♠T. Ik denk een tijd na en leg klein. De leider legt ♠H en is één down. 

Zuid voelt zich misleid door mijn denkpauze en had anders een kleintje gespeeld, zegt hij. Ik dacht dat partner misschien ♠H9 met een kleintje kon hebben en daar wilde ik even over denken.

De arbiter komt aan tafel en besluit het tafelresultaat te laten staan en dat ik inderdaad mocht nadenken. Helaas blijft zuid wat jammeren maar bindt gelukkig in als de arbiter hem hierop aanspreekt.

Ik wil zelf graag weten van jullie of de arbiter het juist heeft en waar ongeveer de grens ligt van wat mag en niet mag bij het denken in onze sport? Ik heb de zuidspeler en de arbiter laten weten dat ik het spel instuur. Misschien niet handig het spel in te sturen met een goede score op zak, maar ik wil graag dat bridge rechtvaardig wordt gespeeld. Wat is jullie oordeel?

♠ H B 9 8 5 3 2

A 9

A H V

♣ A

♠ A 7

V B 10 6

7 4 3

♣ 10 9 4 3

♠ V 6

7 4 2

10 8 6

♣ H B 6 5 2

♠ T 4

H 8 5 3

B 9 5 2

♣ V 8 7

Conclusie uit denkpauze

VRAAG 3

In de spelregels staat over denkpauzes het volgende als overtreding tegen de gang van zaken (Art 74C7): ‘Het afwijken van het normale tempo van bieden of spelen met de bedoeling een tegenstander in de war te brengen.’ In artikel 73D2 staat het niet mogen misleiden door aarzelen bij het bijspelen (waardoor dan een ander bezit wordt gesuggereerd).

In dit geval heb je wel degelijk iets om over na te denken, zoals je zelf ook aangeeft. Het spelen van ♠H is volgens de kansberekening de juiste kaart. Dit wint met een 2-2 zitsel met Ax bij oost, maar ook met V sec bij west. Aan aas sec bij west heb je niks en met ♠AVx bij oost ben je altijd down als oost het aas legt op de tien. Terecht dat de arbiter niet meegaat in het verhaal van zuid.

Als antwoord op het tweede deel van je vraag: bridge is en blijft een denksport. Denkpauzes horen daar dus bij. In de spelregels staat dat je in het normale tempo moet bieden en spelen. Bij lastige speelsituaties accepteren we dus een langere denkpauze dan normaal bij meer standaard speelsituaties.

Denkpauzes van de spelers kunnen informatie opleveren. Partners mogen geen gebruik maken van de extra informatie van de denkpauzes, dat is een overtreding. Het gebruik maken van die informatie is voor tegenstanders wel geoorloofd, maar geheel voor eigen rekening.

Antwoord