Sportjaar zonder podium

De eerste en de tweede golf

Niet alleen het voetbal werd zwaar getroffen door de Spaanse griep, want ook de rest van de sportwereld werd ontregeld. Met heel veel rouwadvertenties. 

In juli 1918 waren er atletiekwedstrijden in Utrecht, zoals er in die tijd zoveel waren. Ze verliepen allen ‘onder ongunstige omstandigheden,’ zoals het tijdschrift Sportkroniek dat eufemistisch omschreef, vooral omdat het leger vanwege de Spaanse griep alle verloven had ingetrokken van militairen. Daarom meldden zich veel deelnemers op het laatste moment af, tekenend voor de situatie.

Het was, zoals we dat nu noemen, de eerste golf. Een maand later verscheen Sportkroniek met een vertraging van enkele dagen, ‘gevolg van de zeer vele gevallen van Spaansche griep, die onder het personeel der drukkerij voorkomen’. Ook bij het Nederlandse kampioenschap tennis die maand meldde een speler zich af vanwege deze ziekte. 

De legerleiding verbood in augustus militaire paardenwedstrijden in Tiel. Een draverij een week later in het Groningse Tolbert werd afgelast. Bij zwemwedstrijden in Groningen in september bleven vier deelnemers thuis. Al in deze beginfase, zo is te herleiden via de sport, ontregelde de ziekte overal in het land het dagelijks leven: van Utrecht, via Tiel naar Groningen. 

Lange wandelingen
Vanaf november groeide het aantal meldingen, de tweede golf. Deze gevallen waren nog verwoestender. Turnwedstrijden in Leiden werden voor minimaal enkele weken afgelast. ‘De toegangskaarten welke reeds waren uitgegeven blijven geldig.’ De zetterij van Het Sportblad was begin november zo zwaar getroffen dat het amper de bladzijden gevuld kreeg. ‘De onvolledigheid van dit nummer wordt hierdoor verklaard.’

Ook de scholen gingen dicht, waar de Arnhemse turnvereniging THOR gepast op reageerde met lange wandelingen voor hun jeugdige leden, juist omdat de dokters adviseerden om frisse lucht te happen. ‘De adspiranten mogen zooveel vrienden meevragen als zij verkiezen.’ 

Slachtoffers
‘Inmiddels eischt die geheimzinnige vijand van het menschdom, de vreemde ziekte, ook tal van sport-makkers op’, zo schreef De Revue der Sporten op 30 oktober. W.J. van Groenesteyn kwam als 24-jarige snelwandelaar om het leven, als een van de beste lopers van zijn tijd. De Amsterdamse turnleraar en zwempropagandist J. Viddeleer werd slechts 34 jaar oud. Worstelaar H.J. Augustin, eenmalig kampioen van Nederland, werd 27 jaar. De Rotterdamse atleet Arie Vosbergen, lid van Pro Patria, overleed op 26-jarige leeftijd. Tien jaar eerder was hij nog op de Olympische Spelen in Londen. 

Hockey- en voetbalclub Kampong uit Utrecht werd zwaar getroffen door de dood van voorzitter Jan Coreljé. ‘Niet alleen onder zijn leden, ook daar buiten was Jan een beminde sportmanlike persoon’, treurde Het Sportblad in een necrologie. ‘De Spaansche griep schijnt ook onder de Schaakspelers duchtig te hebben huisgehouden’, aldus het huisorgaan van de schakers. In het eerste nummer van 1919 werden er maar liefst drie slachtoffers vermeld: P.L.L. van der Laan van de Haagsche Arbeiders Schaakclub, J.L. van Eyndhoven uit Amsterdam en A. Schmale, nota bene in Indië, aan de andere kant van de wereld. 

Zelfs in april 1919 vielen er nog dodelijke slachtoffers, onder wie de Amsterdamse cricketspeler D. Gude. Een bizarre consequentie van al die doden was dat de paardensport een enorm tekort aan paarden kreeg, omdat die werden ingezet bij de begrafenissen. ‘Een sombere tijd voorwaar, dit einde van 1918’, zo vatte de rouwende redactie van De Revue der Sporten deze ellende treffend samen. 

shutterstock_1692162880.png (copy)

1919

1919