Sportjaar zonder podium
Ook Abe Lenstra moest met de bus
Bij de herstart van het voetbal na de eerste coronagolf golden strenge regels voor het stadionbezoek. Dat gebeurde ook in 1956, toen supporters van de bezoekende club werd verboden om te reizen met de auto of een gehuurde bus.
Bij autoloze zondagen denken we altijd aan de oliecrisis in de winter van 1973 en 1974, maar ook in 1956 was deze noodmaatregel in werking gesteld. Na de Egyptische nationalisatie van het Suezkanaal volgde de Suezoorlog tussen Egypte, Israël, Groot-Brittannië en Frankrijk, met duizenden slachtoffers. Door dit militaire conflict ontstond er in Nederland een groot tekort aan ruwe olie. Van 23 november tot en met 3 februari 1954 waren er daarom autoloze zondagen.
De KNVB kon aanvankelijk de consequenties voor het Nederlandse voetbal niet overzien: “Wij zijn erg nieuwsgierig naar de vraag wat het voetbalpubliek doet. Wat zal de overhand hebben: de liefde van de clubsupporter die tot elke prijs zijn wedstrijd wil zien of de gemakzucht van de man die niet komt als hij niet per auto kan?”
Met de bus
Wat de bond wel zeker wist, was dat de clubs een financiële strop hadden door het wegvallen van de bezoekende supporters. Inderdaad liep het toeschouwersaantal bij Rapid JC, de voorloper van het huidige Roda JC, met de helft terug. In Rotterdam en Limburg waren er dan weer grappenmakers, die een paard voor hun auto hadden gespannen en daarmee naar het stadion kwamen. Desgevraagd zei Hil Lenstra over echtgenote Abe dat zij het niet nodig vond dat hij als voetballer een ontheffing zou krijgen voor het autoverbod. “Abe kan toch ook wel met de bus?”
De supporters van VVV kwamen in ieder geval wel met de bus door een slimmigheidje toe te passen. Op 9 december speelde de club uit Venlo een uitwedstrijd in het Olympisch Stadion tegen Amsterdam, een profvoetbalclub die zeer kort heeft bestaan. De Limburgers huurden een aantal Duitse bussen voor deze reis, waarmee ze heel slim het verbod omzeilden, dat alleen gold voor auto’s met een Nederlands kenteken. De supporters moesten alleen in het Duitse stadje Kaldenkirchen opstappen, nog geen tien kilometer van Venlo.
Het was goed bedacht, maar de autoriteiten waren razend. Ze konden de reis niet tegenhouden, maar die wel zo moeilijk mogelijk maken. Bij de grenscontrole moesten supporters zonder paspoort daarom onmiddellijk de bus verlaten. Een politie-escorte voorkwam daarna dat er in Venlo alsnog supporters instapten. De namen van de overgebleven 22 passagiers werden genoteerd, die weer werden gecontroleerd bij aankomst in Amsterdam. Ondanks alle moeite zagen deze 22 supporters hun ploeg, onder meer met Faas Wilkes, met maar liefst 4-1 verliezen.
Kamerdebat
De Limburgers maakten alweer plannen voor een nieuwe stunt, maar toen greep minister Algera van Verkeer en Waterstaat in tijdens een debat enkele dagen na de wedstrijd. “In dit verband moet het mij van het hart, dat het mij zeer onaangenaam heeft getroffen, dat een groep voetbalsupporters uit Venlo, die van de betrokken Rijkshoofdinspecteur van het Verkeer geen toestemming voor een rit naar Amsterdam kon verkrijgen, zich meende te moeten wenden tot een Duitse autobusondernemer.”
Daar schrokken de supporters heel erg van en krabbelden snel weer terug. En ook de andere supporters bleven daarna braaf tijdens deze autoloze zondagen.
1956
1956