Sportjaar zonder podium
Gedwongen stop bij amateurvoetbal door oliecrisis
Het amateurvoetbal is in 2020 twéé keer stilgelegd, zowel bij de eerste coronagolf als bij de tweede. Zo’n gedwongen stop was al bijna een halve eeuw niet meer voorgekomen.
Eind 1973 brak de zogenoemde oliecrisis uit. Nederland werd getroffen door een boycot van de olieproducerende Arabische landen als een reactie op de steun aan Israël tijdens de Jom Kipoeroorlog. Vanwege gebrek aan brandstof werd het van 4 november 1973 tot en met 6 januari 1974 verboden om op zondag met de auto te rijden – de autoloze zondagen. Daarna werd de benzine op de bon gedaan.
De gevolgen voor de voetbalsport waren erg groot. En dan natuurlijk vooral voor de zondagamateurs, omdat ze op die dag geen auto mochten rijden. Een speciale bus huren was voor een keertje nog wel mogelijk, maar vanwege de hoge kosten hield dat al snel weer op. Het openbaar vervoer was in 1973 vaak ontoereikend om het terrein van de tegenstander te bereiken – en dan moesten de spelers daarna ook nog terug naar huis. De voortgang van de competities kwam daarmee in gevaar.
Eind 1973 publiceerde de Friese Voetbalbond daarom een speciale mededeling: ‘De afdeling Friesland van de KNVB heeft in verband met de op 7 januari a.s. ingaande benzinedistributie een circulaire naar de verenigingen doen uitgaan, waarin een aantal verstrekkende maatregelen wordt aangekondigd, die direct te maken hebben met de olieboycot.’
Noodtelegram
Ook buiten deze provincie ontstonden veel problemen, want na een paar weken had de hele Nederlandse sport zwaar te lijden onder de benzinedistributie. Elf grote sportbonden kwamen op 11 januari 1974 bijeen om een telegram op te stellen, dat aan de ministerraad werd gestuurd. Het ging naast de KNVB onder meer om de KNZB, Nevobo en de KNSB. ‘De besturen van de elf grootste sportbonden, in Utrecht in vergadering bijeen, spreken hun grote verontrusting uit over het uitblijven van duidelijke richtlijnen voor benzine-verstrekking ten behoeve van sportbeoefenaars, de medewerkers van de toto-organisaties, docenten en officials. Zij verzoeken met de grootste klem te bevorderen dat het mogelijk wordt de activiteiten voort te zetten voor 2.235.000 actieve leden, die zij vertegenwoordigen. De financiële offers voor de verenigingen gaan thans een ondraaglijke last betekenen.’
Boetes
Tevergeefs, want er werden geen extra benzinebonnen verstrekt. “Dit betekent dat de hele competitie voor 800.000 amateurspelers in het honderd loopt”, aldus de afdeling amateurvoetbal van de KNVB. Dat betekende overigens niet dat de voetbalbond wat schappelijker werd als een club geen gelegenheid had om een verre reis te maken voor een uitwedstrijd. “Jullie fietsen maar”, antwoordde de bond bot. “Dat moesten wij vroeger ook. Als jullie niet op tijd op de wedstrijden komen, dan kunnen we boetes opleggen.” En zo werden de clubs vermalen door overheidsbeleid en hun eigen bond.
Uiteindelijk leidde de olieboycot tot een langere winterstop dan normaal, zowel voor de zaterdag- als zondagvoetballers. Alleen de hoogste klassen mochten in februari terugkeren op de velden. De lagere klassen van het amateurvoetbal werden tot 1 maart 1974 van het veld gehouden – een maand langer dan normaal.





1973
1973