


Pedagogisch handelen
(Zonder relatie geen prestatie.)
Ontwikkelklimaat
(Iedereen kan leren en beter worden.)
Winklimaat
(Wie wordt de beste?)


Als coach heb je een grote rol in het stimuleren van die groeimindset bij sporters


Door Pieter van der Meer Beeld Shutterstock
In hun boek Talent van morgen geven auteurs Bart Heuvingh en Marco van der Heide praktische tips voor trainer-coaches die aan de slag willen met talentontwikkeling. Het sleutelwoord daarbij is groeimindset. Het stimuleren van die grondhouding is de basis omdat je zo bij sporters het geloof in de ontwikkelbaarheid van talent en vaardigheden vergroot.
Met alle onderliggende overtuigingen over het geloof in het ontwikkelen en uitbreiden van talenten en vaardigheden, vormt de mindset de basis voor het leervermogen. Dat is precies het vlak waar je je als coach op kunt richten, want met voorbeeldgedrag, de juiste communicatie en de omgang met sporters kun je een groeimindset bij sporters stimuleren en daarmee hun ontwikkeling aanzienlijk versnellen.
Uit wetenschappelijk onderzoek is namelijk gebleken dat sporters met een groeimindset zich sneller ontwikkelen dan sporters met een statische mindset. Dat komt omdat de mindset van een sporter zich uit in zijn gedrag: het bepaalt onder meer of hij veel inzet toont, doorzet, om feedback vraagt, tegen kritiek kan en hoe hij omgaat met stress.
Sporters met een statische mindset hoeven niet links gelaten te worden. De mindset van een sporter kan verschuiven, zo is aangetoond door de wetenschap en de praktijk. De invloed van de coach op de mindset van een sporter mag dus niet worden onderschat. Een simpel compliment kan al heel veel effect hebben, zowel positief als negatief.
Ontwikkeling versnellen
Met die opbouw in het achterhoofd is het goed om te beseffen dat iedere sporter zich kan ontwikkelen. Aan een coach de schone taak de juiste snaar bij een sporter te raken, zodat het talent volledig tot wasdom komt. Dat begrip wordt nog wel eens verkeerd uitgelegd, maar talent bestaat uit aanleg en leervermogen. Aanleg is genetisch bepaald, leervermogen is de mate waarin een sporter in staat is zichzelf verder te ontwikkelen. Die twee factoren samen bepalen het potentiële niveau van een sporter.
De onderste laag bestaat uit pedagogisch handelen. Daarin staat centraal dat iedere sporter in eerste instantie een persoon is met wie je als trainer/coach een band opbouwt. Zonder relatie volgt er geen prestatie: een sporter moet het gevoel krijgen dat jij als trainer/coach zijn eigenwaarde erkent, dat hij er mag zijn en dat hij volwaardig onderdeel uitmaakt van de groep.
De middelste laag bestaat uit het ontwikkelklimaat. Centraal staat dat sporters zich optimaal ontwikkelen. Daarin speelt het stimuleren van een groeimindset een belangrijke rol: als sporters zich realiseren dat talent en vaardigheden te ontwikkelen zijn, boeken zij veel meer vooruitgang.
De bovenste laag bestaat uit het winklimaat, waarin sporters optimale prestaties neerzetten. Dit is het uiteindelijke doel van de meeste sporters: wedstrijden winnen en kampioen worden. Binnen deze laag staat competitie centraal. Daarbij helpen veel zelfvertrouwen, een hoge focus op de taak en de wil om elk punt, elk duel of elke sprint te winnen.
Het is belangrijk dat een trainer/coach aandacht besteedt aan alle drie de fases. Om een ontwikkelklimaat te creëren, moet er dus eerst pedagogisch worden gehandeld.
Ontwikkelklimaat
Als coach heb je een grote rol in het stimuleren van die groeimindset bij sporters en daarmee ook in het doel van de sporter: presteren. Het winnen van wedstrijden komt niet vanzelf. Heuvingh en Van der Heide hebben daarom in een driehoek weergegeven hoe een optimaal ontwikkelklimaat eruitziet:
Statische mindset versus groeimindset
Bij talentontwikkeling is het om te beginnen goed om eerst onderscheid te maken tussen sporters met een statische mindset en sporters met een groeimindset. Dat is namelijk een wezenlijk verschil. Een sporter met een statische mindset gaat uit van aanleg: hij denkt dat de ene sporter simpelweg beter is dan de ander. Omdat talent volgens die houding grotendeels vaststaat hebben deze sporters weinig motivatie om aan zichzelf te werken. Ze zijn niet gemotiveerd om doelen te stellen omdat ze verwachten dat dat toch niet helpt om verder te komen. Ze zullen de trainer ook niet zo snel om hulp vragen om te verbeteren.
Hoe anders ligt dat bij iemand met een groeimindset. Zij zijn gemotiveerd om tips en adviezen van trainers aan te nemen, geven na een gemaakte fout niet op maar zetten door, nemen meer verantwoordelijkheid voor hun eigen ontwikkeling, gaan uitdagingen aan in plaats van uit de weg, focussen zich meer op datgene waarop ze invloed hebben en zien kritiek als een middel om verbeterpunten in kaart te brengen in plaats van als een persoonlijke aanval.
Een trainer-coach is continu bezig met de individuele ontwikkeling van sporters. Het fysiek sterker of vaardiger maken van sporters om ze optimaal te laten presteren is slechts een van die aspecten. Een coach kan ook een grote rol spelen bij de ontdekking van nieuwe talenten bij een sporter. Talentontwikkeling gaat daarom ook zeker niet alleen over jonge sporters. Iedereen die wil blijven leren, kan zijn talenten blijven ontwikkelen. Het is de taak van de coach om in de rol van talentontwikkelaar dat leerproces te stimuleren.
talentontwikkelaar